Snijkopzuiger legt het leefgebied van mammoet bloot

Anton Verhagen (links) en Dick Mol met de bovenarm van een mammoet, aangetroffen onder de achtergelegen waterplas. foto Marc Bolsius
Anton Verhagen (links) en Dick Mol met de bovenarm van een mammoet, aangetroffen onder de achtergelegen waterplas. foto Marc Bolsius

‘Het zou zo maar kunnen. Dat de bewoner van De Groote Wielen die diep graaft in z’n tuin, plotseling stuit op een diersoort die nooit eerder in Neerlands bodem werd aangetroffen.’ Met deze wat speels bedoelde, maar toch o zo ware opmerking sluiten twee erkende amateur-archeologen, Bosschenaar Anton Verhagen en Dick Mol uit Hoofddorp, een kloek boekwerk af, dat verslag doet van bijzondere vondsten die de afgelopen jaren naar boven kwamen, bij het uitgraven van de centrale waterplas in de Rosmalense nieuwbouwwijk.

Restanten van wolharige mammoeten, wolven, beren, leeuwen, wisenten, poolvossen, neushoorns, sneeuwhazen, maar ook van flora, gevogelte en zelfs van insecten, ze werden door zandzuigers op zo’n tien meter onder de waterplas omhoog gehaald. Allemaal stille getuigen van wat globaal 50.000 jaar tot 10.000 jaar geleden, tijdens het Laat-Pleistoceen, in deze omgeving, en dus sowieso bij De Groote Wielen, het landschap bepaalde.

Het rijkelijk geïllustreerde boekwerk kreeg als (lange) titel mee: ‘De Groote Wielen: er was eens… Wie woonden er in De Groote Wielen in de ijstijd?’ Woensdag 6 mei overhandigt wethouder Geert Snijders het eerste exemplaar. De ontvanger is Jelle Reumer, hoogleraar geo-wetenschappen in Utrecht.

Medewerkers van baggerconcern Boskalis hebben verre van alledaagse bodemschatten naar boven haalden. “Wat héét”, merkt Mol op. “Kwantitatief en vooral kwalitatief zijn juist hier soms unieke vondsten gedaan. Voorbeelden? Alleen al 140 restanten van mammoeten, en 36 van wolharige neushoorns, maar ook vondsten van prehistorisch gereedschap maken dit project heel bijzonder. Zoals dat, ander voorbeeld, ook geldt voor in schedels gevonden vliegenpoppen, oftewel omhulsels van larven.”

Anton Verhagen slaat het boekwerk open. Mol: “Kijk, hier hebben we een profielschets van de zandplas. Op zo’n acht meter onder NAP zie je een veenlaag ingetekend staan, en bij negen tot tien meter ‘botten’. Vooral uit die laatste laag is veel naar boven gekomen.”

Omdat gewerkt werd met een zogeheten snijkopzuiger, werd de waterplas laag voor laag uitgediept. Mol: “Zo’n kaasschaafmethode maakt het mogelijk het zand te scheiden in drainage- , metsel- en ophoogzand. Een verplichting van overheidswege. Maar ook voor ons, archeologen, biedt het procédé groot voordeel. Elke zandlaag, in dit geval ooit neergelegd door de Maas, staat voor een tijdvak. Waardoor zichtbaar werd welke dieren gelijktijdig voorkwamen.”

Het was vooral een archeologische werkgroep van verzamelaars uit Den Bosch, Rosmalen, Empel die de contacten met de baggeraars onderhield, en die het meeste speurwerk verrichtte. Ook werden de gevonden bodemschatten veiliggesteld; een expositie van het materiaal, in museum het Hertogsgemaal bij Gewande, thuishaven van de groep, zit er aan te komen.

Overigens mag de boektitel spreken van ‘ijstijd’, Mol laat niet na een kanttekening te plaatsen. “Mammoeten roepen vaak het beeld op van eeuwig besneeuwde toendra’s. Maar dat is een misvatting. Hun leefgebied bestond uit vrij kale steppen. Met hier en daar gras – een mammoet had er dagelijks 180 kilo van nodig – kronkelende rivieren, en wat beboste oevers. Ga even terug naar die tijd, zo’n 50.000 jaar geleden, en dan hebben we ‘t zelfs over een enorm steppegebied. Het strekte zich uit vanaf wat nu Engeland is, over de nog niet bestaande Noordzee, naar West- en Oost-Europa. Vanaf Siberië sloot het vervolgens zelfs direct aan op Alaska, Canada. Toen het geleidelijk echt koud werd, en we van ijstijd kunnen spreken, stierven mammoeten in onze contreien uit. Of, ze weken uit naar Azië, alvorens alsnog uit te sterven.”

Bladerend in het boekwerk, raken de auteurs zowat per pagina enthousiaster. Zoals bij de hoofdstukken die de wetenschappelijke onderbouwing, door universitaire instituten en musea, belichten. Of bij de toelichting rond grote bosbranden die rond 40.000 jaar terug bij ‘De Groote Wielen’ gewoed moeten hebben; geblakerd hout wijst daarop.

En waar nu een woonwijk bijna dagelijks uitgroeit, verbleven in prehistorische tijden ook al onze verre voorouders. “Gereedschap als bijltjes, speerpunten, krabbers, vaak gemaakt uit bot, wijst daar op”, stipt Verhagen aan.

‘De Groote Wielen: er was eens…’ is na 6 mei te koop in de boekhandel. Prijs: 34,45 euro.

Bron: Brabants Dagblad

Geef een reactie