Mest bevat aanwijzingen over het uitsterven van de mammoet

Het is gebleken dat mammoetmest een belangrijke bron is voor informatie over de prehistorie. Het helpt wetenschappers een antwoord te vinden op de vraag waarom de mammoet is uitgestorven.

Mastodonten en adere megafauna lieten hun mest achter in oude meerafzettingen
Mastodonten en andere megafauna lieten hun mest achter in oude meerafzettingen

Onderzoek aan een schimmel, die gevonden is in oude mest, gevonden in meerafzettingen, helpt bij het reconstrueren van wat er met de dieren gebeurd is. Het onderzoek belicht de ecologische gevolgen van het uitsterven en de rol die mensen daarin gespeeld hebben. Het onderzoek werd geleid door Jacquelyn Gill van de universiteit van Wisconsin, Madison, in de Verenigde Staten en is gepubliceerd in het tijdschrift Science.
 

Gill en haar collega’s bestudeerden de Sporormiella schimmelsporen die diep in de bodem van het Appleman meer in Indiana lagen. Veel grote dieren, inclusief mammoeten, mastodonten en reuzenluiaards bewoonden dit gebied zo’n 20.000 jaar geleden. Sporormiella produceert sporen in de mest van grote herbivoren. Deze blijft vervolgens in de modderlagen bewaard en geeft aanwijzingen over de hoeveelheid dieren die in een bepaalde periode in het gebied leefden.
 

“Sedimentkernen lijken sterk op ijskernen, maar dan met modder,” legt Gill uit. “de sporen en ander materiaal daalt naar de bodem van het meer en komt daar in de bodem terecht.” Gill en haar team telden de pollen, houtskooldeeltjes en Sporormiella in deze modderlagen, op zoek naar de tijdlijn van oude klimaatveranderingen. Hun resultaten laten een langzame afname in megafauna zien, die zo’n 15.000 jaar geleden begon en ongeveer 1000 jaar duurde. Deze ontdekking verwerpt het idee dat het uitsterven is veroorzaakt door de inslag van een buitenaards object zo’n 13.000 jaar geleden.

De wetenschappers zagen ook aanwijzingen voor grote klimaatveranderingen in de periode van uitsterven. “Deze studie is interessant omdat we solide data over de ecologische gevolgen van het verdwijnen van de megafauna krijgen,” zegt Gill. “Na het uitsterven zien we een toename in de aan een warmer klimaat aangepaste loofbomen, en een toename aan houtskool, wat betekend dat er meer bosbranden waren. “We zien dus dat het bos na het uitsterven van de megafauna oprukt.”

De studie laat zien dat het afnemen van de megafauna zo’n 1000 jaar voor de Clovis-periode begon (uit deze Clovis-periode zijn stenen werktuigen bekend die speciaal ontwikkeld waren voor de jacht op groot wild). Voor deze ontdekking geloofden sommige wetenschappers dat de Clovis mensen de megafauna uitgeroeid hebben.
 

Professor Christopher Johnson van de James Cook Universiteit in Queensland, Australie houdt nog steeds vast aan de hypothese waarin de mens primair verantwoordelijk is voor de teloorgang van de megafauna. Professor Johnson was niet betrokken bij de studie, maar schreef een begeleidend artikel in dezelfde uitgave van Science. Hij schrijft: “Als mensen verantwoordelijk waren, dan moeten het pre-Clovis mensen geweest zijn. Het bestaan van deze mensen is controversieel, maar langzaam maar zeker komen er steeds meer archeologische aanwijzingen voor”.
 

Gill haalt de implicaties voor hedendaagse conservatievraagstukken aan. “We weten dat de hedendaagse grote herbivoren tot de meest bedreigde diersoorten behoren en we beginnen te begrijpen dat ze ecologisch gezien een cruciale rol spellen. Ze zijn niet alleen charismatisch, maar ook nog eens ecologisch ontzettend belangrijk.”

Bron: BBC.co.uk

Geef een reactie