Hoe het paard tot ons kwam

Ergens in de Bronstijd – zoveel is zeker – temde de mens voor het eerst het paard, en nooit zou de wereld meer hetzelfde zijn. Voortaan kon de mens zich over veel grotere afstanden verplaatsen, handeldrijven, oorlogvoeren. Het was een van de doorbraken in de geschiedenis. Maar waar gebeurde het precies, en wanneer?

In noordelijk Kazachstan, onder meer, ten tijde van de zogeheten Botai-cultuur tussen 3700 en 3100 jaar voor Christus, zeggen Britse archeologen in Science (6 maart). De Britten hebben, geholpen door een internationaal team wetenschappers, hiervoor nieuw bewijs gevonden, het vroegste bewijs van gedomesticeerde paarden ooit.

Een volslagen verrassing is het niet, aangezien al werd aangenomen dat het paard vanaf pakweg 4000 voor Chr. voor het eerst is getemd door Indo-Europese nomaden, ergens in de Euraziatische steppen aan weerszijden van de Oeral. En anders door Turkse stammen in Centraal-Azië. Gebieden die later eeuwenlang de bakermat zijn geweest van wilde ruitervolkeren, van Scythen tot Mongolen.

De Botai-cultuur was al in beeld bij archeoloog David Anthony in zijn boek The Horse, the Wheel, and Language (2007). Van deze cultuur zijn de afgelopen jaren door het Carnegie Museum of Natural History in Pittsburgh in Noord-Kazachstan drie vindplaatsen blootgelegd (Botai, Krasnyi Yar en Vasilkovka), en één ding is helder: die Botai hadden wat met paarden.

De opgegraven nederzettingen zijn bezaaid met paardenbotten. Ook zijn werktuigen van paardenbot gevonden die wijzen op leerbewerking. Mogelijk maakten de Botai kleding van paardenleer. Op paarden jagen deden ze vermoedelijk niet, want echt jachtgereedschap ontbreekt. Genoeg aanwijzingen voor domesticatie dus, maar duidelijk bewijs ontbrak.

Drie soorten bewijs hebben de Britten nu verzameld. Ze bestudeerden de Botai-paardenbotten en vergeleken die met relevant gepubliceerd botmateriaal: van laat-Pleistocene wilde paarden uit Zuid-Siberië, vrijwel zeker gedomesticeerde Late Bronstijd-paarden uit Kazachstan en moderne tamme paarden uit Mongolië.

De Britten maten vooral de middenvoetsbeentjes van de dieren, omdat die verschillen, afhankelijk van het soort paard en eventueel gebruik als last- of rijdier. De conclusie was dat de slanke Botai-paarden meer op gedomesticeerde dan op wilde paarden leken.

Bovendien bleken de Botai-paarden specifieke slijtage aan hun gebit te hebben, met name bij de voorste kiezen. Dit type slijtage verklaren de auteurs uit een hoofdstel met bit dat de dieren moeten hebben gedragen. Ze waren dus getemd en werden wellicht ook bereden. Eerdere aanwijzingen waren nooit zo duidelijk.

De onderzoekers hebben zich ten slotte ook nog gebogen over Botai-aardewerk. Potscherven met organisch residu werden onderzocht op isotopen die verraden welk soort vetzuren in die prehistorische potten was opgeslagen. Dat blijkt zowel paardenvlees als paardenmelk te zijn geweest.

Het vlees kan verzameld zijn op de jacht, aldus de Britten, maar om paarden te melken, moet je ze toch echt eerst temmen. Via deuteriumisotopen denken ze te kunnen vaststellen dat het melken in de droge zomermaanden gebeurde.

Een bekend beeld, zeggen de auteurs. Ook in modern Kazachstan (en elders in Centraal-Azië) houden traditionele (semi-)nomadenculturen nog altijd paarden voor zowel vlees als melk – met name gefermenteerde merriemelk oftewel koumiss. Het melken gebeurt veelal nog steeds in de zomer.

De bewijzen zijn duidelijk, zeggen de auteurs in Science: alles wijst erop dat minstens een deel van de Botai-paarden tam is geweest. Daarmee is ook aangetoond dat domesticatie van dieren voor vlees, melk of transport, anders dan vaak gedacht, niet hoeft samen te gaan met landbouw, zoals die in dezelfde tijd in het Midden-Oosten tot grote bloei kwam.

Bron: volkskrant

Geef een reactie