Bot vangen op de Oosterschelde; verslag van de 60e Kor en Bottocht

Expeditieleider John de Vos schudt zijn hoofd als er weer een net zonder fossielen op het dek van de ZZ10 wordt uitgestort. “We moesten maar eens nadenken over andere plekken op de Oosterschelde om te vissen naar botten, want ik weet hoeveel hier moet liggen.” De toon is gezet: de rest van de dag zou er niet veel bijzonders naar boven komen. Maar het was wel de zestigste keer dat het genootschap Kor en Bot zijn beroemde bottentocht hield. De fossielen – of liever het gebrek eraan – konden de feestelijke sfeer aan boord dan ook niet bederven. 

 

Gezellige drukte aan boord van de ZZ10 tijdens de 60e Kor en Bottocht
Gezellige drukte aan boord van de ZZ10 tijdens de 60e Kor en Bottocht

Schipper Jaap Schot hield trots een schilderijtje omhoog. Iemand had kleine fotootjes van de mosselkotter geprint en uitgeknipt. Vervolgens waren die fotootjes in een geduldige oefening van huisvlijt op schilderslinnen geplakt zodat ze het cijfer 60 vormden. Ik had me zelf voorgenomen om een groot spandoek te maken met de naam Kor en Bot, waarbij de middelste letters vervangen waren door de cijfers zes en nul. Jammer genoeg was ik er niet aan toegekomen, want je mag best gefeliciteerd worden als je als Zierikzeese mosselkwekersfamilie al zestig jaar lang een dag met wetenschappers op pad gaat om onze kennis over het dierenleven aan het begin van het Pleistoceen (2 miljoen jaar geleden) te verrijken. Nou vooruit, hier is ‘ie dan: k6r en bOt

In die zestig jaar zijn er honderden botten en fragmenten van mammoeten, mastodonten, neushoorns, herten en zebra-achtige paarden opgevist. Het zijn getuigenissen van een tijd dat Zeeland een subtropisch aanzien had, met weelderige bossen, grazige open vlakten en kraakhelder stromende rivieren. Topstukken van de Kor en Bot collectie (die wordt bewaard in de toren van NCB Naturalis en in het gemeentelijk museum van Zierikzee) zijn tientallen kiezen van de mastodont Anancus arvernensis en een klein stukje onderkaak van de sabeltandtijger Homotherium latidens. Samen met het Franse Chilhac, in de Auvergne, geldt de Oosterschelde als de rijkste vindplek van de mastodont ter wereld. Gehoopt werd natuurlijk dat de zestigste tocht meer van die sabeltandtijger zou opleveren (dat werd ook elke tocht na de vondst van de tijger gehoopt), of toch op zijn minst een tweede melkkiesje van de mastodont. Maar nu lijkt het erop dat Kor en Bot zijn bakens moet gaan verzetten.

Jos van den Broek, Leids hoogleraar wetenschapscommunicatie, die sedert zijn Wassenaarse strandvondsten een bijzondere passie voor fossielen heeft ontwikkeld, wist te vertellen wat er aan de hand is. “De Oosterscheldekering zorgt voor minder stroming, dus de putten slibben dicht en dat slib dekt de fossielen af” was zijn even plausibele als ontnuchterende verklaring. Zoiets moet het zijn, want al enige jaren wordt de fossielenoogst minder. Ook vader Wim Schot, die alle zestig Kor en Bottochten meemaakte, zag niet eerder zo’n magere vangst.

Gretige handen doorzoeken de inhoud van elk net.
Gretige handen doorzoeken de inhoud van elk net.

Gelukkig heeft Kor en Bot nog een plan-B, de Schaar van Colijnsplaat. Hier, onder de bogen van de Zeelandbrug, heeft een Romeins heiligdom gelegen gewijd aan de godin Nehalennia. In 1971 zijn hier meer dan tachtig schitterend versierde altaren opgevist, en als bijvangst kwamen duizenden botten van IJstijddieren zoals de mammoet omhoog. John de Vos’ voorganger Gerard Kortenbout van der Sluijs zorgde er hoogstpersoonlijk voor dat elk bot werd toegevoegd aan de wetenschappelijke verzamelingen van Naturalis. Opnieuw stelde ‘de Schaar’ niet teleur. Na enkele sleepjes met het mosselnet, belandde een gaaf middenhandsbeen van een wolharige mammoet op het dek. De mammoet redde de dag en verhinderde dat de jubileumeditie van Kor en Bot geheel vondstloos de geschiedenisboeken in ging.

Dirk Slagter koppelt een buis aan om muizenkiezen op te vissen van de Oosterscheldebodem.
Dirk Slagter koppelt een buis aan om muizenkiezen op te vissen van de Oosterscheldebodem.

Wat die geschiedenis betreft: er is een aardig boekje verschenen waarin journaliste Inge Heuff de geschiedenis van Kor en Bot in geuren en kleuren vertelt. Het rijk geillustreerde boekje is een speciale uitgave van Straatgras, het tijdschrift van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam. ‘s Avonds overhandigde directeur Jelle Reumer het eerste exemplaar aan schipper Jaap Schot. Oud-schippers Wim Schot en Joachim Schot ontvingen het ‘tweede eerste’, respectievelijk ‘derde eerste’ exemplaar.

Daarna was het de beurt aan de heer G. Rabelink, burgemeester van Schouwen-Duiveland en tevens voorzitter van Kor en Bot om een paar vriendelijke woorden te richten aan de familie Schot. Rabelink benadrukte hoe uniek het is wat hier in Zierikzee gebeurt. Er is geen land ter wereld waar een familie van mosselvissers hun schip jaarlijks een dag lang gratis ter beschikking stelt van de wetenschap om met de korren (netten) van dat schip naar fossiele botten te vissen (vandaar de naam Kor en Bot). De wetenschap vaart geheel gratis mee, want ook de kosten voor brandstof, bemanning en zelfs de ‘victualiën’ (verse, aan boord bereide mosselen, koffie en sterke drank) worden geheel door de familie gedragen.

De bevoorrading van de inwendige mens vormde weer het bruggetje naar de speech van John de Vos. John herinnerde aan het gebruik om te toasten met jonge jenever, zodra het eerste bot aan dek komt. Trots dat het weer gelukt is laat de schipper daarbij de toeter van de ZZ10 horen. Maar, zo zei John, ze hebben wel jenever maar er zijn geen glazen bij. John had daarom speciale borrelglazen laten maken met het opschrift 15 augustus 1951 – 11 september 2010: 60 jaar kor en bot. Het was natuurlijk een slimme verwijzing naar weer een nieuwe tocht volgend jaar. Want er mag misschien niet veel boven water komen, de glazen moeten uitgeprobeerd.

Hansjorg Ahrens

Geef een reactie