De werelds oudste hond at groot wild

Een internationaal team van wetenschappers heeft, wat zij denken, de oudst bekende hond ter wereld geidentificeerd. De grote hond met fors gebit leefde 31.700 jaar geleden op een dieet van paard, muskusos en rendier.

De ontdekking betekent dat de hond zo’m 17.700 jaar ouder is dan de tot nu toe oudst bekende hond, die 14.000 jaar oud is en in Rusland werd gevonden.

Resten van de nieuwe oudste hond, die opgegraven werden in de Goyet grot in Belgie, impliceren dat de Aurignacien mensen uit het jong Paleolithicum van Europa de eerste honden domesticeerden. Mooie sieraden en werktuigen, vaak versierd met afbeeldingen van jachtdieren, kenmerken deze cultuur.

Als de Paleolithische hond nu nog zou bestaan, zou hij alle prijzen winnen als het gaat om kracht en bijtvermogen.

“Het opmerkelijkste verschil tussen deze honden en recente hondenrassen is het formaat van de tanden” zegt eerste auteur Mietje Germonpré tegen Discovery News. De grootte van de tanden lijkt meer op die van wolven dan die van honden.

“In vorm lijken de Paleolithische honden het meest op de Siberische Husky, maar dan groter, vergelijkbaar met de grootte van een grote herdershond,” voegt Germonpré, een paleontologe van het Belgisch Koninklijk Instituur voor Natuurlijke Wetenschappen, eraan toe.

Voor het onderzoek, dat voor publicatie geaccepteerd is door het Journal of Archaeological Science, werden 117 schedels van grote recente en fossiele leden van de familie van de Canidae bestudeerd. Deze familie omvat o.a. de honden, wolven en vossen.

Skelet analyse liet zien dat “de Paleolithische honden bredere en kortere snuiten hadden en een relatief bredere hersenpan dan fossiele en recente wolven,” aldus Germonpré, die eraan toe voegde dat hun schedels ook wat kleiner waren dan die van wolven. DNA onderzoek stelde vast dat alle hondachtigen een substantiele hoeveelheid genetische diversiteit hadden, wat impliceert dat wolf populaties in het verleden veel groter waren dan zij nu zijn.

Isotopen analyse van de botten van de dieren liet zien dat de vroegste honden paard, muskusos en rendier aten, maar geen vis of ander zeevoedsel. Aangezien de Aurignaciers verondersteld worden jagers van groot wild te zijn en jaagden en visten in verschillende tijden van het jaar, denken de onderzoekers dat de honden gedurende bepaalde seizoenen bij de mensen een maaltje wisten te veroveren.

Germonpré gelooft dat de domesticatie van de hond begonnen is doordat prehistorische jagers een vrouwtjes wolf doodden en haar pups mee naar huis namen. Recente studies van zilvervossen laten zien dat wanneer de tamste pups gehouden worden, het slechts 10 generaties duurt totdat morfologische veranderingen zichtbaar worden.

De eerste honden moesten hun maal verdienen.

“Ik denk dat het mogelijk is dat de honden gehouden werden voor het speuren, jagen en transporteren van wild,” zegt ze. “Transport kan zo georganiseerd zijn dat de honden als lastdieren fungeerden. Daarnaast kunnen de honden gehouden zijn voor hun vacht of hun vlees, als huisdier of als dier met een rituele connotatie.”

De 26.000 jaar oude voetsporen die gemaakt zijn door een kind en een hond in de grot Chaucet in Frankrijk lijken het huisdier idee te ondersteunen. Vlekken van een toorts bij de sporen wijzen erop dat het kind een toorts bij zich had terwijl het zich, vergezeld van een hond, een weg baande door de donkere gangen.

Susan Crockford, een antropoloog van de universiteit van Victoria en evolutionair bioloog voor Pacific Identifications, Inc. in Canada vertelde aan Discovery News dat “het een belangrijk artikel is.”

Crockford is er echter niet van overtuigd dat de Aurignaciers honden domesticeerden. Zij vermoed dat de honden een “zelf-domesticatie” proces ondergingen. Dit proces zou zich meerdere keren gedurende de geschiedenis herhalen. Dit kan verklaren waarom de dieren eerst verschijnen en later weer verdwijnen uit het archeologisch bestand.

Crockford legt het proces uitgebreid uit in haar boek, Rhythms of Life: Thyroid Hormone and the Origin of Species. Ze beargumenteerd dat de genen die schildklier ritmes regelen en een individu toestaan zich aan te passen aan een veranderende omgeving, uiteindelijk tot de evolutie van een nieuwe soort kunnen leiden.

“Ik denk dat bij deze Paleolithische honden het proces gestart is, maar dat het daarna gestopt is, waardoor sommige wolven kenmerken van latere honden hebben, en andere niet,” zegt ze.

Germonpré sluit Crockford’s theorie niet uit, ze beschrijft het als een “erg interessant model.” Ze hoopt dat in de toekomst meer aan het licht komt over deze allervroegste honden. Een uitgebreide studie naar de tanden en kaken is al aan de gang.

Bron: discovery.com

Geef een reactie