‘Vrouw zocht man’ in prehistorie

Een schedel van Paranthropus robustus gevonden in Swartkrans. © Darryl de Ruiter

Rond twee miljoen jaar geleden leefden diverse australopitheken – een specifieke groep oermensen – in Zuid-Afrika. Wat deed de vrouw en wat deed de man? De man hield zich op in groepsverband in en rondom een grot op zoek naar voedsel. Jonge vrouwen trokken daarentegen rond.

De vrouw reisde wat af op zoek naar mannen in de prehistorie. Daar zijn wetenschappers nu achter gekomen door onderzoek aan fossiele tanden van ongeveer twee miljoen jaar oud uit Zuid-Afrika. Dit meldde een internationaal onderzoeksteam op 2 juni in het toonaangevende wetenschappelijke vakblad Nature.

Dit lijkt sterk op wat chimpansees en bonobo’s tegenwoordig doen. De mannelijke dieren in een groep zijn vaak aan elkaar verwant en trekken er maar weinig op los. De vrouwelijke mensapen doen dat echter wel. Dat betekent dat vrouwen in andere gebieden komen, en dus op andere bodems. Ondanks dat beide seksen waarschijnlijk een vergelijkbaar dieet hadden, is het verschil van bodem tot in het glazuur van kiezen te zien.

Van deze eigenschap maakten de wetenschappers onder leiding van Sandi Copeland (Max Planck Institute for Evolutionary Anthropology, Duitsland) dankbaar gebruik. Ze onderzochten de verhouding tussen de isotopen strontium-87 (87Sr) en strontium-86 (86Sr) van negentien kiezen van australopitheken. Elf kiezen zijn afkomstig van 1,8 miljoen jaar oude individuen van Paranthropus robustus, gevonden in de Swartkrans grot; acht kiezen (2,2 miljoen jaar) behoren toe aan Australopithecus africanus van een paar kilometer verderop in de Sterkfontein grot.

De 87Sr/86Sr verhouding van de kleine kiezen (van vrouwen) week af van die van de grote kiezen (van mannen). De waarde van de mannen leek sterk op de waarde voor de tegenwoordige dolomietrijke bodems in het gebied rondom de grotten. Mannen bleven dus dichtbij de grot voor hun voedsel. De waarde voor de vrouwen week af van die van het grotgebied; ze reisden naar andere gebieden, bleek uit de mineralisatie van hun kiezen. “De minimale afstand die de vrouwen reisden was ongeveer 3 km, alhoewel ze waarschijnlijk in gebieden opgroeiden tenminste 5-10 km van de grotten vandaan,” vertelt Copeland aan Kennislink. Uiteindelijk keerden de jonge vrouwen terug naar de grot, op zoek naar een man. Ze werden waarschijnlijk na de geboorte door hun moeders meegenomen naar andere gebieden.

Het tegenwoordige bezoekerscentrum bij de Sterkfonteingrotten is omgeven door grasland en enkele bomen, mogelijk vergelijkbaar met de situatie twee miljoen jaar geleden.

In het commentaarstuk in Nature door Margaret Schoeninger (Universiteit van Californië) komt nog een belangrijke conclusie aan het licht, namelijk het dieet van de 30 kg (vrouwen) en 40 kg (mannen) zware individuen van Paranthropus robustus en Australopithecus africanus. Het kleine bewoningsgebied (van tenminste de mannen) van ca. 30 km2 laat zien dat gras een behoorlijk groot onderdeel van het dieet was. Voedsel uit bomen alleen was onvoldoende om de groep te voeden in de savanne. Daarvoor moesten ze wel de strijd aanbinden met reuzenbavianen en uit de handen blijven van roofdieren. Geen gemakkelijke opgave. Copeland ziet nog meer toepassingen van de nieuwe methode: “We hopen dat dit soort strontiumisotopenanalyses ook toegepast kunnen worden op vroege mensachtigen zoals Homo habilis en Homo erectus.” En ook voor tegenwoordige en fossiele beesten is dit een optie.

Bron: Kennislink

Geef een reactie